- levensdag
- {{levensdag}}{{/term}}1 [dag van iemands leven] day in/of one's life2 [meervoud] [leven] days ⇒ life♦voorbeelden:2 de rest van zijn levensdagen ergens slijten • spend the rest of one's days somewheredaar ben ik van mijn levensdagen nooit geweest • I have never been there in all my born days
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.